Vlaamse landbouwgrond moet soms plaats maken voor natuur. Dat extra groen is nodig om de biodiversiteit te beschermen en de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen. Nochtans hoeven klimaatmaatregelen en landbouw elkaar niet uit te sluiten, meent ILVO-onderzoeker Jeroen De Waegemaeker: “In agrarische klimaat-buffers kunnen we voedselproductie en klimaatadaptatie combineren.”
Het ILVO-Expertisecentrum Landbouw en Klimaat (ELK) komt tegemoet aan de groeiende vraag naar informatie over de wisselwerking tussen klimaat en landbouw. Die twee zijn nauw met elkaar verbonden, zowel in positieve als in negatieve zin: landbouw verhoogt bijvoorbeeld de methaanuitstoot, maar zorgt tegelijk voor koolstofopslag in de bodem en infiltratieruimte voor regenwater. “Het ELK wil alle facetten gestructureerd samenbrengen en een uitgebreide systeemvisie rond landbouw en klimaat ontwikkelen. Zo vermijden we dat mensen specifieke onderzoeks- of beleidsvragen loskoppelen van het totale plaatje”, stelt onderzoeker Jeroen De Waegemaeker. “Binnen het ELK bestuderen we onder meer de thema’s landschap, open ruimte en landinrichting, die ook de VLM nauw aan het hart liggen. Het inzetten van landbouwgebieden als klimaatbuffers is daarbij een veelbelovende piste.”
Functies combineren
De landbouw was de afgelopen jaren de eerste sector die actief aan klimaatadaptatie deed. Voor een succesvolle oogst kunnen landbouwers immers niet anders dan rekening houden met het weer en de klimaatverandering. De landbouw kan echter ook op grotere schaal een rol spelen in klimaatadaptatie, meent De Waegemaeker. “De klimaatverandering is al te ver gevorderd om ze nog helemaal ongedaan te kunnen maken. We zullen ons dus voor een stukje aan het veranderende klimaat moeten aanpassen. Daarvoor hebben we uitgebreide klimaatbuffers nodig, om bijvoorbeeld overstromingsgebieden of koelteplekken te realiseren. De vraag is: hoe pakken we dat aan?”
In het kader van zijn klimaatonderzoek trok De Waegemaeker met een FWO-beurs naar Kopenhagen, ook wel bekend als de meest klimaatadaptieve stad ter wereld. Daar zijn de afgelopen jaren uitgebreide ‘groene vingers’ aangelegd: parken, natuurgebieden, recreatieruimtes … Die aanpak lijkt prima te werken, maar is niet zo makkelijk over te hevelen naar Vlaanderen. “De bevolkingsdichtheid in Kopenhagen is heel laag: als we in ons sterk verstedelijkte Vlaanderen dezelfde werkwijze zouden hanteren, zouden al onze landbouwgebieden plaats moeten ruimen voor één uitgestrekte groene woonwijk. Dat kan niet de bedoeling zijn. Het is ook niet duurzaam, want dan moeten we al ons voedsel gaan importeren. Een combinatie van functies binnen dezelfde ruimte kan wél werken. Zo komen we bij het idee van agrarische klimaatbuffers.”
Hittestress
Een agrarische klimaatbuffer is een landbouwgebied dat in nood extra bescherming biedt tegen de gevolgen van de klimaatverandering. Het gaat bijvoorbeeld om velden die bij noodweer een teveel aan regenwater kunnen bergen, of weiden met bomenrijen die tijdens een hittegolf wat koelte kunnen verschaffen. “De warmste delen van Brussel zijn vandaag het centrum en de 19de-eeuwse wijken rond het kanaal: de Ninoofsepoort, Molenbeek, Anderlecht … In de buurt van het Zoniënwoud en het Terkamerenbos is het koeler. Nochtans liggen die warme wijken vlak tegen de landbouwzones van de Vlaamse Rand. Die ruimte zouden we op hete dagen als een extra groene long kunnen benutten”, zegt De Waegemaeker. “Vandaag ligt er tussen de landbouwgebieden van het Pajottenland nog weinig recreatieve infrastructuur. Door wandel- en fietswegen te voorzien, eventueel omzoomd door bomenrijen, kunnen we perfect de landbouwfunctie van het gebied behouden en die combineren met een functie als klimaatbuffer.”
“Ook wateroverlast kunnen we met agrarische klimaatbuffers tegengaan. De Italiaanse stad Firenze, die aan de rivier de Arno ligt, heeft dat slim aangepakt. Vlak voor de stadsrand hebben landbouwers een ‘agrarisch overstromingspark’ aangelegd met natte teelten zoals riet en lisdodde. In noodgevallen kan het gebied overstromen, zodat de stad gevrijwaard blijft. Ook hier zien we een mooie combinatie: de productie van voedsel, veevoeder en biomassa blijft behouden en de stad Firenze heeft het overstromingsgebied gekregen dat ze zo hard nodig heeft.”
Eerlijke vergoeding
Agrarische klimaatbuffers komen er natuurlijk niet zomaar. Vooral landbouwers moeten stevige inspanningen doen om hun bedrijfsvoering aan te passen. Daar mag een eerlijke vergoeding tegenover staan, vindt De Waegemaeker. “In mijn ogen zijn er drie belangrijke sleutels om een succesvolle agrarische klimaatbuffer te realiseren. Een eerste is een goede visievorming over hoe die buffer eruit moet zien. Bij dat proces moeten twee partijen zeker betrokken worden: de landbouwers en de stakeholders die een klimaatbuffer zoeken, zoals steden en waterbeheerders. Je hebt met andere woorden zowel de vragers als de aanbieders van de klimaatbuffer nodig.”
“Een tweede cruciaal element is een billijke vergoeding voor landbouwers die een klimaatbuffer realiseren. Het zou oneerlijk zijn om nog maar eens een wens van een stad – in dit geval een koeltezone of een overstromingsgebied – zomaar op het platteland af te wentelen. Een correct verdienmodel, of minstens een beheermodel, is echt een voorwaarde. Tot slot komen er bij de aanleg van een klimaatbuffer heel wat praktische aspecten kijken. Hoe gaan we om met wandelaars die schade aanbrengen? Welke machines kan een landbouwer nog gebruiken als de grond natter wordt? Voor een landbouwer zijn zulke praktische kwesties even belangrijk als het landschappelijke aspect van een verandering. Ook op dat vlak zullen we dus ondersteuning moeten bieden als we voedselproductie en klimaatbuffering willen combineren.”
Vlaams model
Het concept van een agrarische klimaatbuffer is voor De Waegemaeker vooral een manier om een maatschappelijke discussie over landbouw aan te wakkeren. De Vlaamse landbouwgrond verdwijnt immers zienderogen om plaats te maken voor andere functies, zoals natuur en klimaatbuffering. “Ongeveer de helft van het Belgische grondgebied wordt ingezet voor voedselproductie. De landbouw vormt al eeuwen een onderdeel van onze identiteit. In plaats van die zomaar te schrappen, kunnen we beter functies combineren.”
“Grote ruimtelijke aanpassingen vragen natuurlijk veel overleg en denkwerk. Daar kan de VLM een belangrijke rol in spelen. Het VLM-project Water-Land-Schap, dat werkt rond water, landbouw en landschap, vind ik een mooi voorbeeld. Ik hoop dat de VLM mee haar schouders blijft zetten onder het thema, zodat we binnen vijf jaar misschien een eerste typisch Vlaamse klimaatbuffer kunnen voorstellen. Dan kunnen we ons eigen Vlaamse model voor klimaatadaptatie naast dat van Kopenhagen zetten.”
Waar zijn agrarische klimaatbuffers nodig?
Wie de gevolgen van de klimaatverandering beter wil inschatten, kan terecht op het Klimaatportaal van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Dat brengt onder meer de huidige en toekomstige overstromingsgevoelige gebieden in kaart. “Het Klimaatportaal toont op een heldere manier hoe ons klimaat er vandaag uitziet en hoe het zal evolueren tegen 2030, 2050 en 2100. Het is een wetenschappelijke prognose waarvoor we ons baseren op de meest geavanceerde klimaatmodellen”, zegt Katrien Smet, woordvoerder van de VMM.
“Het portaal verzamelt alle mogelijke kaarten en cijfers over vier thema’s: hitte, droogte, overstromingsgevaar en de zeespiegelstijging. Met dat materiaal maken we op een heel visuele manier duidelijk welke effecten we mogen verwachten van de klimaatverandering. Onze hoofddoelgroep zijn lokale gemeentebesturen, die steeds vaker eigen klimaatplannen opmaken, maar ook landbouwers, middenveldorganisaties en burgers die zich willen wapenen tegen de klimaatverandering. Momenteel werken we nog aan een uitbreiding waarmee gebruikers kunnen opzoeken hoeveel impact een klimaatadaptieve maatregel kan hebben.”