Het Vlaams Coördinatiecentrum voor Mestverwerking (VCM) heeft hierover een studie afgerond. De resulaten vindt u in deCode Goede Praktijk: verkrijgen van betrouwbare en stabiele effluentsamenstelling na biologische verwerking van mest.'
Op basis van welke gegevens gebeurde de studie?
De studie gebeurde op basis van gegevens van de Mestbank en gesprekken met mestverwerkers, constructeurs en erkende labo’s. De data van de Mestbank werden beschikbaar gesteld op basis van een machtiging toegekend door de Vlaamse Toezichtscommissie. In de Code Goede Praktijk zijn geen persoonlijke gegevens gepubliceerd.
Wat blijkt uit het onderzoek?
Uit het onderzoek van het VCM blijkt, dat de afwijkingen tussen de inhoudswaarden op vervoersdocumenten en de waardien die worden bepaald tijdens controles, vaak het gevolg zijn van meegezogen slib in het afgevoerde effluent.
De inhoudswaarden van effluent op de vervoersdocumenten en de waarden die worden bepaald bij controles, verschi!llen bovendien het sterkst op het einde van het bemestingsseizoen. Op dat moment is het effluentbekken immers halfleeg of nagenoeg leeg, en wordt bij het vullen van de vrachten meer slib meegenomen. Daardoor wijkt de werkelijke samenstelling af van de samenstelling die is bepaald in het begin van het bemestingseizoen.
In het begin van het seizoen wordt een staal genomen van het heldere effluent, met een mestbuis of een schepstaal van het effluentbekken. Als het aanzuigpunt in het effluentbekken onderaan is gepositioneerd, en het bekken is conisch van vorm, dan zal, zeker bij de eerste vrachten na een lange periode van stilstand, ook slib opgezogen worden.
De belangrijkste bevindingen van de studie en de resulterende aanbevelingen om tot een betrouwbare en stabiele samenstelling van het effluent te komen, worden samengevat in de Code Goede Praktijk.
Resultaten gebundeld in Code Goede Praktijk
Het VCM bundelde de resultaten in een Code Goede praktijk en maakte hierover ook een flyer.
In de Code Goede Praktijk staan zes aanbevelingen om te voorkomen dat het effluent, dat wordt opgebracht op landbouwgronden, slib bevat:
- Er moet bewustzijn gecreëerd worden over het omslagpunt van helder effluent zonder slib naar een troebel mengsel met slib.
- Er moet te allen tijde een representatief staal van het af te voeren product (helder effluent, mengsel effluent en of zuiver slib) genomen worden en het product moet onder de juiste mestcode afgevoerd worden.
- Een goede bezinking is essentieel.
- Er moet aandacht besteed worden aan de positie van het aanzuigpunt in de opslag;
- Het effluentbassin kan eventueel gemengd worden;
- Het effluent kan eventueel verder verwerkt worden.
Er wordt in de
Code Goede Praktijk ook aandacht gevestigd op het belang van de
verblijftijd. Het is immers mogelijk dat in de winter de stikstofconcentratie in het effluent licht stijgt ten gevolge van de reductie van de verblijftijd in de biologie, onder andere een gevolg van de verhoogde aanvoer van mest in het najaar.
Waarom blijven meststalen van het afgevoerde product heel belangrijk?
De aanbevelingen in deze Code van goede praktijk zullen resulteren in een meer betrouwbare en stabiele effluentsamenstelling. Toch is het belangrijk om op te merken dat de biologie een natuurlijk systeem is. Het effluent bevat altijd, ook na een goede bezinking in een bezinkingstank (al dan niet aangevuld met een bijkomend bezinkingsbekken), nog steeds moeilijk bezinkbaar slib. Daarom is nauwgezette opvolging van de samenstelling van het afgevoerde product steeds cruciaal.