Aanleiding
Bij heel wat mestverwerkinginitiatieven wordt de vloeibare dierlijke mest gescheiden in een dunne fractie (vloeibaar) en een dikke fractie (vast). Soms wordt die dunne fractie nog verder behandeld om er extra nutriënten uit te verwijderen. Bij dit procedé wordt een resteffluent gevormd.
Over de landbouwkundige waarde van dit effluent was weinig informatie beschikbaar. Ook kon niemand zeggen of het relatief hoge zoutgehalte dat een meerderheid van die effluenten heeft, schadelijk is voor de bodem.
Daar wilde de
Vlaamse Landmaatschappij verandering in brengen. In december 2002 gaf ze dan ook de
opdracht om hiernaar een onderzoek op te starten. De onderzoeksopdracht kreeg de titel
Valorisatie van resteffluenten afkomstig van mestverwerking mee en duurde tot april 2005.
Uitvoerders
Het project werd uitgevoerd door de Bodemkundige Dienst van België, de West-Vlaamse Proeftuin voor Industriële Groenten én het Interprovinciaal Proefcentrum voor de Aardappelteelt (Provinciaal onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw, Rumbeke-Beitem).
Onderwerp
De onderzoekers gingen na welk effect het gebruik van resteffluenten heeft op de opbrengst en de kwaliteit van het gewas. Ook brachten ze de bodemkundige en milieukundige effecten in kaart. In dit onderzoek wordt met de term 'resteffluent' zowel de dunne fractie na scheiden als het effluent na verdere behandeling bedoeld.
Fases in het onderzoek
Bij de uitvoering van de studie raadpleegden de onderzoekers eerst een aantal literatuurbronnen over de verschillende aspecten van het gebruik van resteffluenten in de landbouw. Daarna screenden ze de chemische samenstelling van de resteffluenten. In een derde fase gingen ze via proefveldonderzoek na welke landbouwkundige waarde die resteffluenten in de praktijk hebben. De resultaten van de deelstudies werden geïntegreerd in een 'Code van Goede Landbouwpraktijk'. Die code geeft richtlijnen voor een optimale aanwending van nutriënten van de resteffluenten met aandacht voor zowel landbouwkundige-, bodemkundige als milieukundige vereisten.
Rapport