Het referentiepercentage van een landbouwer omvat het gemiddelde aandeel aan vanggewassen en laag-risico nateelten op percelen in gebiedstype 2 en 3 van de laatste drie jaar. De Mestbank berekent dat percentage voor uw bedrijf voor de kalenderjaren 2016, 2017 en 2018, op basis van de gegevens die u invulde in uw verzamelaanvraag. Er wordt enkel rekening gehouden met uw percelen die u in gebruik had op 1 januari.
Eerst berekent de Mestbank voor elk kalenderjaar een referentieareaal. Dat gebeurt in 4 stappen:
Stap 1: de Mestbank bekijkt, per jaar, op hoeveel hectare landbouwgrond u een vanggewas kon inzaaien (areaal bouwland). Daarvoor telt ze de oppervlakte van al uw percelen in gebiedstype 2 en 3 op, behalve die van:
- een landbouwgrond waarop teelten groeien onder overkapping, op groeimedium of in containers;
- de gronden met als hoofdteelt een blijvende teelt, meerjarige teelt of blijvend grasland;
- een begraasde niet-landbouwgrond met overeenkomst;
- een volkstuinpark;
- een onverharde landingsbaan, veiligheidszone of vliegveld.
Stap 2: de Mestbank bekijkt, per jaar, op hoeveel hectare van de in stap 1 bepaalde oppervlakte, u al een vanggewas hebt ingezaaid tijdens 2016, 2017 en 2018 (areaal vanggewassen). Als vanggewas wordt beschouwd:
- tijdelijk grasland (zowel de voor-, hoofd-, als nateelt is grasland);
- niet-nitraatgevoelige hoofdteelt, gevolgd door een laag-risico nateelt (geen vanggewas of specifieke teelt);
-
niet-late hoofdteelt gevolgd door een vanggewas;
- maïs gevolgd door een vanggewas;
- niet-vroege aardappelen of pootgoed van aardappelen gevolgd door een vanggewas;
- maïs met onderzaai gras.
Voor de teelten korrelmaïs, silomaïs, niet-vroege aardappelen en late uien wordt een correctiefactor toegepast. Dat wil zeggen dat de percelen met die teelten, gevolgd door een vanggewas, niet voor 100% worden meegeteld. De oppervlakte van de percelen met die teelten, gevolgd door een vanggewas, wordt vermenigvuldigd met de correctiefactor in de onderstaande tabel:
teelt, gevolgd door vanggewas |
correctiefactor voor referentiepercentage |
korrelmaïs | 0 |
silomaïs | 0,6 |
niet-vroege aardappelen | 0,45 |
late uien | 0,25
|
Stap 3: de Mestbank berekent het referentieareaal, uitgedrukt in procent, voor 2016, 2017 en 2018. Ze vergelijkt daarvoor de berekende oppervlakte vanggewas met de berekende oppervlakte bouwland. Die verhouding is het referentieareaal (%) van de landbouwer:
Referentiepercentage jaar x (%) = x100
Stap 4: het gemiddelde van de berekende percentages referentieareaal voor de kalenderjaren 2016, 2017 en 2018 is het referentiepercentage van de betrokken landbouwer.
Als slechts voor
twee kalenderjaren een referentieareaal kan berekend worden, wordt het gemiddelde genomen van die twee percentages.
Als slechts voor
één kalenderjaar een referentieareaal kan berekend worden, wordt het referentieareaal hieraan gelijkgesteld.
Als het referentiepercentage van een landbouwer, na berekening zoals hierboven, lager is dan 20%, wordt dat gelijkgesteld aan 20%. Dat geldt ook als er slechts een of twee kalenderjaren worden gebruikt voor de berekening.
Wat als de Mestbank geen gegevens van de laatste drie jaren heeft en daardoor geen vast referentiepercentage kan bepaald worden?
Als u
in 2016, 2017 of 2018 geen bouwland in gebruik had
in gebiedstype 2 of 3, kan de Mestbank geen vast referentiepercentage bepalen. Als u in 2019 of later bouwland in gebruik neemt in gebiedstype 2 of 3, zal de Mestbank elk jaar opnieuw een referentiepercentage bepalen. Dat referentiepercentage wordt dan berekend op basis van het referentiepercentage van de afstroomzone(s) waarin uw percelen liggen. Bekijk de
'tabel referentiepercentages afstroomzones'.
Die berekening gebeurt als volgt:
Stap 1: voor al uw percelen in gebiedstype 2 en 3 bepaalt de Mestbank in welke afstroomzone ze liggen.
Stap 2: de Mestbank bepaalt per afstroomzone, in gebiedstype 2 of 3, op hoeveel hectare landbouwgrond u een vanggewas kunt inzaaien (areaal bouwland). Daarvoor telt ze de oppervlakte van al uw percelen op, behalve die van:
- een landbouwgrond waarop teelten groeien onder overkapping, op groeimedium of in containers;
- de gronden met als hoofdteelt een blijvende teelt, meerjarige teelt of blijvend grasland;
- een begraasde niet-landbouwgrond met overeenkomst;
- een volkstuinpark;
- een onverharde landingsbaan, veiligheidszone of vliegveld.
Het aantal hectare bouwland van elke afstroomzone wordt opgeteld: OPP_ASZ1 + OPP_ASZ2 + …
Stap 3: per afstroomzone vermenigvuldigt de Mestbank het aantal hectare bouwland met het referentiepercentage van de betreffende afstroomzone: OPP_ASZ1 x ref%_ASZ1, OPP_ASZ2 x ref%_ASZ2,…
Het aantal hectare voor elke afstroomzone wordt opgeteld: (OPP_ASZ1 x ref%_ASZ1) + (OPP_ASZ2 x ref%_ASZ2) + …
Stap 4: de Mestbank berekent het referentiepercentage, door de berekende oppervlakte van stap 3 te vergelijken met de berekende oppervlakte bouwland van stap 2.
Die verhouding is het referentiepercentage van de landbouwer:
Jaarlijks referentiepercentage (%) = x100
Als het referentiepercentage van een landbouwer, na berekening zoals hierboven, lager is dan 20%, wordt dat gelijkgesteld aan 20%.