| De afgelopen 25 jaar hebben heel wat Vlaamse landbouwers werk gemaakt van een duurzamer mestbeheer. Toch voldoen veel Vlaamse beken en rivieren nog niet aan de Europese Nitraatrichtlijn. In de winter van 2014-2015 overschreed 21 procent van de MAP-meetpunten de grenswaarde van 50 milligram nitraat per liter water. Vandaag is dat nog steeds 20 procent, terwijl het streefdoel 5 procent is. Ook de grondwaterkwaliteit stagneert. Hoe komen we tot een kantelmoment? |
Dat overbemesting kwalijke gevolgen heeft voor het milieu, was al in de jaren 1970 bekend. De schaalvergroting en specialisatie in de veeteelt leidden tot een toename van de mestoverschotten. Het eerste Mestdecreet, uit 1991, schoot al snel tekort. "De spreidingsmaatregelen hadden weinig effect op de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater", zegt
Toon Denys, gedelegeerd bestuurder van de VLM. "In 1996 trad het eerste Mestactieplan in werking. MAP 1 voerde onder meer het 'standstill-principe' in, dat de mestproductie op Vlaams niveau wilde bevriezen. MAP 2, dat in 1999 werd goedgekeurd, vertrok van een driesporenbeleid: nutriëntenarm voeder, oordeelkundige bemesting en efficiënte mestverwerking."
Verbetering gaat traag
Om de impact van het mestbeheer op de waterkwaliteit te meten, zette de Vlaamse Milieumaatschappij het MAP-meetnet op. Dat net meet nitraat- en fosfaatwaarden in het oppervlaktewater. Er kwam ook een uitgebreid grondwatermeetnet. De waterkwaliteit bleek erg traag te verbeteren, en in 2007 werd heel Vlaanderen in MAP 3 als kwetsbare zone afgebakend. Toon Denys: "Een negatieve evaluatie in 2010 leidde ertoe dat Europa nog strengere maatregelen vroeg. In MAP 4 kwamen er voor het eerst concrete doelstellingen voor oppervlakte- en grondwater. Op minstens 84 procent van de MAP-meetplaatsen moest het nitraatgehalte dalen tot maximaal 50 milligram per liter. De normen voor stikstof- en fosforbemesting werden aangescherpt en de overheid duidde 'focusgebieden' aan." Sinds MAP 5, dat in 2015 werd gelanceerd, staat de gebieds- en bedrijfsgerichte aanpak centraal. Focusbedrijven krijgen strengere maatregelen opgelegd en de Mestbank verschuift haar focus steeds meer van administratieve controles naar inspecties op het terrein.
Correcte cijfers
De opeenvolgende mestactieplannen hebben wel degelijk tot een verbetering van de waterkwaliteit geleid. In de winter van 1999-2000 overschreed nog meer dan 50 procent van de MAP-meetpunten de Europese drempelwaarde voor nitraat. Vandaag is dat zo'n 20 procent. "De land- en tuinbouwsector heeft al zware inspanningen gedaan. Dat verdient respect", geeft afdelingshoofd
Ria Gielis van de Mestbank toe. "Toch kan het nog beter. In 2018 mag nog slechts 5 procent van de MAP-meetpunten de drempelwaarde overschrijden. Uit het Mestrapport 2016 blijkt dat vooral meer kennis en correcte cijfers cruciaal zijn. Vandaag ligt het reële kunstmestgebruik veel hoger dan de cijfers op papier. Ook de reële samenstelling van dierlijke mest stemt vaak niet overeen met de mestanalyse of de forfaitaire waarde die landbouwers gebruiken."
Hoeveel is nodig?
Een Vlaams gemiddelde is nooit correct voor elk bedrijf. De discrepantie tussen de realiteit en de gegevens op papier moet dan ook snel omlaag. Een slecht afgestemde bemestingsstrategie ligt vaak aan de oorzaak ligt van een te hoog nitraatresidu en zorgt voor uitspoeling naar het oppervlakte- en grondwater. Ria Gielis: "Voor een duurzame bemesting moeten landbouwers niet alleen weten hoeveel nutriënten mest bevat en hoeveel een gewas nodig heeft, maar ook hoeveel reserve er nog in de bodem zit. Vooral voor groenten ligt de wettelijke norm vaak hoger dan de hoeveelheid die nodig is voor een optimale teelt. Daar zijn bemestingsadviezen en precisiebemesting cruciaal."
"Ook met de mestopslag op landbouwbedrijven en bij mestverwerkingsinstallaties loopt het nog te vaak fout. We zien lekken, slecht gebouwde constructies, overstorten ... Investeren in mestopslag kost geld, maar het maakt boeren en tuinders ook onafhankelijker in hun mestmanagement. Bij onze controles zien we nog veel verbeterpunten, maar ook uitstekende voorbeelden. MAP 5 is een grote stap vooruit, omdat de landbouwsector zélf actief meewerkt. Via sensibilisering willen we de urgentie van de maatregelen nog meer benadrukken."
Samenwerken
De laatste loodjes wegen het zwaarst: als Vlaanderen de Europese Nitraatrichtlijn tegen 2018 wil halen (en een nog strenger MAP 6 wil vermijden), is actie nú nodig. Die inspanningen zijn een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de land- en tuinbouwsector, maar ook van de afnemers, mestverwerkers, vervoerders, veevoederleveranciers, landbouwconsulenten … "Tegelijk wil de Vlaamse Landmaatschappij meer inzicht verwerven in de relatie tussen menselijke activiteiten en de draagkracht van het milieu", vertelt Ria Gielis. "In samenwerking met het onderzoeksplatform Duurzame Bemesting onderzoeken we onder meer het verband tussen de kwaliteit van het grondwater en die van het oppervlaktewater. We bekijken ook wat een milieukundig verantwoord gebruik van fosfor is en hoe we dat in evenwicht kunnen brengen met een optimale opbrengst. Hoe meer we weten, hoe efficiënter we kunnen ingrijpen. We geloven in een aanpak die meer vertrouwen én verantwoordelijkheid geeft aan de brede land- en tuinbouwsector. De overheid biedt daarbij een kader aan voor de juiste ondersteuning en begeleiding, maar ook sanctionering waar nodig. Als iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt, kunnen we een kantelmoment veroorzaken in de evolutie van de waterkwaliteit."
U kunt het Mestrapport 2016 hier digitaal raadplegen.