De studie 'Hoe brengen we meer biodiversiteit in het landschap?' analyseert de impact van LEADER en andere plattelandsprojecten op biodiversiteit en formuleert aanbevelingen voor de omkadering, opschalingsmogelijkheden en blijvende effecten van projecten. De resultaten van deze studie werden voorgesteld tijdens de LEADER-dagen op 2 juni in Borgloon en op 19 juni in Roeselaere.
Met LEADER en andere plattelandsinitiatieven werken aan landschapskwaliteit en biodiversiteit
De open ruimte is één van de troeven bij uitstek van het platteland. Het is de plek waar voedselproductie, biodiversiteit en groenblauwe dooradering een plaats hebben. Ook via het plattelandsbeleid werken we aan het versterken van de biodiversiteit en de landschapskwaliteit in het landelijk gebied. Dat doen we onder andere via het subsidiëren van LEADER en andere plattelandsprojecten binnen het kader van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid. Biodiversiteit en landschapskwaliteit zijn dan ook opgenomen als een thematische doelstelling in het lopende LEADER-programma. Sinds 2023 zijn 66 projecten goedgekeurd met die focus, goed voor een totale toegekende subsidie van 4,2 miljoen euro.
Monitoring, maatwerk en dialoog als sleutel voor biodiversiteit
Door hun bottom-up en innovatief karakter zijn LEADER en andere plattelandsprojecten uitermate geschikt om de transitie naar een meer biodivers en kwalitatief landschap te initiëren. Het belang van nieuwe samenwerkingsverbanden en pilootinitiatieven kan niet onderschat worden. De vraag is hoe we die initiatieven ook een langdurend karakter kunnen geven. De evaluatiestudie legt daarvoor enkele belangrijke knelpunten bloot. Zo blijkt dat er weinig stimulans is om systematisch te rapporteren over biodiversiteit en landschapskwaliteit. Initiatiefnemers aarzelen vaak om monitoring op te zetten, uit vrees voor bijkomende verplichtingen. Daardoor ontbreken heldere doelstellingen en meetbare indicatoren.
Tegelijk toont de studie aan dat net die monitoring een hefboom kan zijn voor meer draagvlak. Burgermonitoring en citizen science hebben op dat vlak veel potentieel: ze betrekken vrijwilligers bij het meten van projectimpact, versterken de band met de gemeenschap én ondersteunen de realisatie van de doelstellingen. Dat legt een stevige basis voor toekomstige opvolging en nazorg.
Op bedrijfs- of perceelsniveau blijkt het haalbaar om een biodiversiteitswaarde te bepalen. Op landschapsniveau ligt dat moeilijker, terwijl net daar een samenhangend netwerk van leefgebieden en corridors cruciaal is. Succesvolle projecten stemmen hun maatregelen dan ook zorgvuldig af op de kenmerken van het landschap én op de behoeften van landbouwbedrijven.
Ook de aanpak op het terrein blijkt bepalend. Projecten die inzetten op persoonlijk contact, open dialoog en actieve luisterbereidheid, boeken meer vooruitgang op het vlak van biodiversiteit en landschapskwaliteit. Dat vraagt tijd en inspanning, zeker in projecten waar uiteenlopende belangen samenkomen en snel resultaten worden verwacht.
Landschapsboeren als voorbeeld
Ook in de vorige programmaperiode van het GLB (2014-2022) was het versterken van de biodiversiteit en de landschapskwaliteit een thema. Eén van de toenmalige projecten, opgenomen in deze studie, is het project 'Landschapsboeren in Haspengouw en Voeren', dat uitgevoerd werd door Boerennatuur Vlaanderen, in samenwerking met Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren en Boerenbond. Het project richt zich op het verbeteren van het agrarisch landschapsbeheer in de regio's Haspengouw en Voeren, met bijzondere aandacht voor waardevolle maar kwetsbare landschapselementen zoals hooilanden, hoogstamboomgaarden en holle wegen en ook op het leefgebied van kwetsbare soorten zoals de kamsalamander. Het project is ondertussen afgelopen en is structureel verankerd in de werking van de agrobeheersgroepen. Via het instrument van natuurbeheerplannen is er ook op lange termijn een continuïteit van de werking.
Over LEADER
LEADER is een Europees programma dat sinds de jaren 1990 inzet op de ontwikkeling van plattelandsgebieden via een participatieve, bottom-up aanpak. In Vlaanderen gebeurt dit via Lokale Actiegroepen (LAG's), waarin lokale overheden, landbouworganisaties, natuurverenigingen en andere maatschappelijke actoren samenwerken. Zij stellen een lokale ontwikkelingsstrategie op en begeleiden projecten die inspelen op lokale noden. Vandaag zijn er in Vlaanderen 15 LEADER-gebieden actief, die de open ruimte, biodiversiteit, bodem- en waterkwaliteit en streekidentiteit willen versterken. Binnen elk gebied worden projectoproepen gelanceerd waarvoor inwoners, landbouwers, ondernemers en besturen voorstellen kunnen indienen. Geselecteerde projecten ontvangen ondersteuning via LEADER-subsidies.
Meer informatie