Vlaanderen staat voor grote uitdagingen. De biodiversiteit daalt, het ruimtebeslag neemt verder toe, het klimaat raakt ontregeld, de sociale samenhang staat onder druk ... Meer groene infrastructuur kan helpen om zulke uit-dagingen gelijktijdig aan te pakken. Hoe die groene infrastructuur er kan uitzien, schetst het Instituut voor Na-tuur- en Bosonderzoek (INBO) in de Natuurverkenning 2050.
Groene infrastructuur draait niet alleen om natuurbehoud: ze ondersteunt ook de biodiversiteit en levert maatschappelijke diensten zoals gezonde lucht en ruimte voor recreatie. “Mensen kennen verschillende waarden en doelen toe aan natuur. Die hebben we vertaald in vier ‘kijkrichtingen’ of toekomstbeelden”, zegt senior onderzoeker Helen Michels van het INBO. “Afhankelijk van de soort samenleving waarnaar we streven, kunnen we groene infrastructuur op verschillende manieren realiseren. De keuze die we maken zal straks mee bepalen hoe we gaan wonen, werken, de natuur beschermen en voedsel produceren.”
Vier kijkrichtingen
-
Culturele identiteit versterken: in de eerste kijkrichting zoeken mensen de natuur en de open ruimte vooral op om zich te ontspannen, om andere mensen te ontmoeten en om vers voedsel te kopen. De focus ligt op mooie, cultuurhistorische landschappen die een eigentijdse functie krijgen. “Binnen deze kijkrichting moeten de vruchtbare gronden rond onze dorpskernen opnieuw instaan voor de productie van groenten en fruit”, stelt Michels. “Landelijke gebieden krijgen karakteristieke landschapselementen mee, zoals hagen en bomenrijen. In steden worden meer buurtparken en volkstuintjes ingericht. Bedrijven groeperen zich op regionale bedrijvenzones.”
-
De natuur haar weg laten vinden: de tweede kijkrichting gaat uit van een minimale interventie door de mens. Het resultaat is een wilde, robuuste natuur die uitgebreid genoeg is om zelfregulerend te zijn. “De natuur haar weg laten vinden betekent onder meer dat we dichter bij elkaar gaan wonen en werken, zodat we minder open ruimte innemen”, aldus Michels. “Grote dorpskernen worden verder verdicht en gebouwen tellen meer verdiepingen. Wilde natuur reikt via ‘groene vingers’ tot in de steden. Een hoogtechnologische en intensieve landbouw maximaliseert de voedselproductie op een beperkte oppervlakte.”
-
Samenwerken met de natuur: in plaats van de natuur haar eigen weg te laten vinden, mikt dit scenario vooral op een gecontroleerd gebruik. Dat kan door maximaal in te zetten op natuurlijke processen die ook voordelen opleveren voor de mens, zoals bodemvruchtbaarheid, proper water en zuivere lucht. Michels: “Landbouw en natuur zijn in deze kijkrichting niet van elkaar gescheiden, maar net nauw met elkaar verweven. Een agro-ecologische benadering zet lokale middelen en kennis in om tot een veerkrachtige landbouw te komen die bij de regio en de mensen past.”
-
De stroom van de economie benutten: het laatste scenario beschouwt natuur als een waardevol middel om inkomsten te genereren. Grondstoffen worden efficiënt gebruikt en groene infrastructuur komt grotendeels via commerciële transacties tot stand. Doordat natuur deels door privépersonen en ondernemingen wordt beheerd, bijvoorbeeld in privéparken of golfterreinen, kan de toegankelijkheid ervan sterk variëren. Natuur en landbouw worden gescheiden, en precisielandbouw en specialisatie zorgen voor een maximale rendabiliteit.
Combineren
De vier kijkrichtingen uit het natuurrapport zijn niet in steen gebeiteld: een combinatie zal in veel gevallen de beste keuze zijn. Met de gescheiden toekomstvisies wil het INBO in de eerste plaats inspiratie bieden voor de toekomst. “De Natuurverkenning 2050 maakt duidelijk hoe groene infrastructuur kan helpen om maatschappelijke uitdagingen te verkleinen”, legt Michels uit. “Natuur heeft veel tijd nodig om zich te ontwikkelen. Als we in de toekomst een beter biodiversiteitsbeleid willen, moeten we dat nu uitstippelen.”
www.inbo.be/nl/inbo-natuurrapport