Op 24 mei 2019 werd het zesde mestactieplan goedgekeurd. Dat moet de waterkwaliteit in Vlaanderen verbeteren en de hoeveelheid nitraten en fosfaten in het water verlagen. De speerpunten van MAP6 zijn duidelijk: innovatie in mestgebruik wordt aangemoedigd, op fraude staan strenge sancties.
De 4 J-principes
Bemesting vormt sinds jaar en dag een belangrijk onderdeel van de landbouw. Planten hebben nu eenmaal nitraten nodig om te groeien. Maar de hoeveelheid nitraten die landbouwgewassen kunnen opnemen is beperkt. Meststoffen die in de bodem achterblijven, belanden vaak in het grond- of oppervlaktewater en zorgen daar voor verontreiniging. Met de opeenvolgende mestactieplannen streeft Vlaanderen de waterkwaliteitsdoelstellingen na die Europa ons oplegt.
“Het uitgangspunt van MAP6 is hetzelfde als dat van de vorige actieplannen: we willen ervoor zorgen dat zo weinig mogelijk nitraten van de velden afspoelen naar onze waterlopen of naar het grondwater”, zegt Koen Desimpelaere, diensthoofd Mestbeleid bij de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). “Een goede bemesting gebeurt volgens de vier J-principes: de juiste meststof, de juiste dosis, op het juiste tijdstip en met de juiste techniek. Die principes zijn alle vier even belangrijk. De juiste dosis gebruiken heeft geen zin als je dat te laat op het jaar doet en de planten bijna geen meststoffen meer opnemen. Alle maatregelen die we opleggen zijn dus gericht op die vier J’s.”
Van groene tot rode zone
Welke maatregelen een land- of tuinbouwbedrijf krijgt opgelegd, hangt in de eerste plaats af van de locatie. Vlaanderen telt 236 zogenaamde ‘afstroomzones’ rond verschillende waterlopen. Naarmate de waterkwaliteit in een afstroomzone slechter is, worden de maatregelen strenger en moeten land- en tuinbouwers meer inspanningen leveren. In het kader van MAP6 werden de afstroomzones in vier gebiedstypes ingedeeld:
- Type 0 (de groene zones): in deze gebieden is de waterkwaliteit in orde en zijn er geen zware inspanningen rond bemesting meer nodig.
- Type 1 (de gele zones): in een gele zone zijn de waterkwaliteitsdoelstellingen bijna bereikt. De enige extra maatregel die hier doorgaans nog gevraagd wordt, is het inzaaien van een vanggewas of een tweede teelt die in de nazomer het resterende nitraat kan vasthouden.
- Type 2 en 3 (de oranje en rode zones): in deze gebieden is er nog een hele weg te gaan om de waterkwaliteitsdoelstellingen te bereiken. MAP6 focust in grote lijnen op twee speerpunten: de instroom van nitraten beperken door aan de bemestingsnormen te sleutelen, en de uitstroom beperken door meer vanggewassen te laten inzaaien.
Bemestingsnormen
“Het aanpassen van de bemestingsnormen zal op korte termijn gebeuren”, vertelt Annick Goossens, beleidsmedewerker bij de Mestbank. “In oranje zones daalt de toegelaten hoeveelheid mest met 5 procent in 2020 en met 10 procent tegen 2022. In rode zones daalde de norm dit jaar al met 5 procent. Tegen 2022 moet er 20 procent minder meststof gebruikt worden. Dat is niet niks, zeker als je weet dat de normen de afgelopen jaren al meermaals verlaagd zijn. De hoeveelheid meststof die vandaag is toegelaten – en die dus nog omlaag moet – is eigenlijk de hoeveelheid die nodig is voor een gemiddelde of bovengemiddelde oogst. Tenminste, als landbouwers met dezelfde methodes blijven werken. Landbouwbedrijven zullen dus veel meer moeten gaan nadenken over de manier waarop ze werken: op welke tijdstippen bemesten we, met welke technieken? Dat vraagt een heel nauwkeurige aanpak.”
De tweede grote maatregel voor bedrijven in oranje en rode zones is de vanggewasverplichting. Annick Goossens: “Op een deel van het landbouwareaal moet in het najaar een vanggewas of andere late teelt gezaaid worden. Ook die maatregel is niet nieuw, alleen de schaal waarop dit moet gebeuren is groter geworden. Om de nodige vanggewassen tijdig te kunnen inzaaien, moeten landbouwbedrijven gaan nadenken over hun teeltrotaties. Ze kunnen eventueel kiezen voor teelten die vroeger op het jaar worden gezaaid en geoogst. Zulke aanpassingen vragen een aanzienlijke inspanning van een landbouwbedrijf.”
Motiveren vs. sanctioneren
Om de doelen van MAP6 te halen, zullen landbouwers moeten innoveren. Daarbij mogen ze zelf ook voorstellen doen. “De maatregelen die de wet voorziet zijn niet in steen gebeiteld. Als landbouwers evenwaardige maatregelen voorstellen, die hetzelfde effect hebben op de waterkwaliteit, mogen ze die toepassen”, stelt Annick Goossens. “In het najaar van 2019 wordt een speciale commissie van wetenschappers en beleidsmensen samengesteld om zulke alternatieven op korte termijn te evalueren. We willen de best beschikbare technieken rond bemesting en bodemkwaliteit massaal ingang laten vinden in Vlaanderen. Alle voorstellen zijn welkom.”
Bedrijven die goed presteren kunnen vrijgesteld worden van extra maatregelen. Zo’n vrijstelling wordt toegekend op basis van concrete bodemmetingen in het najaar. Als blijkt dat er op een landbouwbedrijf nog nauwelijks nitraatresidu’s achterblijven, dan hoeft dat bedrijf zijn werkwijze niet meer aan te passen. Tegelijk zet de Mestbank ook in op handhaving. Mestfraude is immers nefast voor de waterkwaliteit en demotiverend voor landbouwers die de regels wél volgen. Annick Goossens: “We werken volop aan nieuwe technieken om het mestgebruik beter te controleren en fraude op te sporen. Er komen ook steeds meer slimme technologieën op de markt. Indien nodig zullen we frauderende bedrijven streng sanctioneren.”
Hoogproductieve landbouw
Bij de landbouwers worden de nieuwe maatregelen op gemengde gevoelens onthaald. Op de provinciale voorlichtingsvergaderingen van de Mestbank kwamen meer dan 2.300 bezoekers hun licht opsteken. “De landbouwers willen precies weten wat ze moeten doen om in orde te zijn”, zegt Koen Desimpelaere. “Na wat uitleg blijken de maatregelen voor veel bedrijven nog mee te vallen. Al horen we natuurlijk ook kritische geluiden. Landbouwers die al veel inspanningen geleverd hebben, vinden het niet leuk dat ze hun werkwijze nog maar eens moeten aanpassen. Ze botsen soms op het feit dat kleine aanpassingen niet meer volstaan en dat ze hun methodes echt grondig moeten veranderen. Maar de gangbare praktijken volstaan nu eenmaal niet om de waterkwaliteit te verbeteren. Dat heeft niet eens zoveel te maken met overbemesting door individuele landbouwers, maar met de intensiteit van onze landbouw. Vlaanderen doet aan hoogproductieve landbouw op een relatief klein areaal. De huidige methodes leggen veel druk op onze bodem, dus moeten er dingen veranderen. Als alle landbouwbedrijven heel nauwkeurig bemesten, op maat van de gewassen en met respect voor de omgeving, kunnen we de waterkwaliteit echt nog grondig verbeteren.”