Het importeren van soja voor veevoeder leidt op grote schaal tot ontbossing in Latijns-Amerika. Veevoer van eigen bodem gebruiken is beter voor de natuur en het klimaat, maar hoe begin je daaraan? Landbouwers Filip Huybrechts en Libert Bergen waagden de stap: “Het was even aanpassen, maar nu zien we vooral de voordelen.”
Landbouwer Filip Huybrechts en zijn vrouw Jessica runnen in Boutersem een veeteelt- en akkerbouwbedrijf met meer dan 140 Hereford-runderen. Even verderop zorgen collega Libert Bergen en zijn zoon Kristof voor meer dan 500 dieren, vooral witblauwe runderen en Blonde d’Aquitaines. Beide bedrijven schakelden een paar jaar geleden over op zelf geteeld veevoeder.
Goedkoop ruwvoer
“In 2015 moest ik door rugproblemen stoppen met mijn melkveebedrijf. Na lang wikken en wegen besloten we over te schakelen op slachtvee”, legt Filip Huybrechts uit. “We kozen voor Hereford-runderen omdat die veel soorten voedsel verdragen: gras, hooi, distels … Af en toe krijgen ze wat suikerbieten, aardappelen, tarwe, spelt of gerst. De dieren eten alleen wat wij hier te bieden hebben, geen aangekocht krachtvoer. Zo’n extensieve bedrijfsvoering is een stuk goedkoper.”
Ook Libert Bergen vervangt steeds meer geïmporteerde soja door veevoer van zijn eigen bedrijf. “Naast witblauwe runderen kweken wij tegenwoordig ook Blonde d’Aquitaines. Die zijn perfect tevreden met wat ruwvoer zoals hooi en gras”, weet Bergen. “Ook luzerne staat regelmatig op het menu. Het ruwvoer dat we zelf oogsten kost zo’n 50 euro per ton. Voor krachtvoer met soja betaal je al snel 400 euro per ton: reken zelf maar uit hoeveel we besparen. De Blonde d’Aquitaines leveren bovendien vlees van evenwaardige kwaliteit, minstens even lekker als dat van een standaard witblauw rund.”
Ander ras kweken
De grootste uitdaging voor landbouwers die naar extensieve veeteelt willen overstappen, is de keuze voor een ander type rund. De typisch Belgische witblauwe runderen zijn na decennialang fokken volledig afgestemd op krachtvoer en verdragen geen natuurlijke voeding meer. Met andere soorten lukt het wel.
"Witblauwe runderen zijn eigenlijk een zwak ras”, legt Libert Bergen uit. “Hun lichaamsgewicht wordt kunstmatig hoog gehouden, omdat handelaars zoveel mogelijk vlees willen voor hun geld. Daardoor kampen witblauwe koeien vaak met moeilijke bevallingen en worden ze op jongere leeftijd geslacht. We hebben op ons bedrijf al heel wat keizersneden moeten laten uitvoeren. Een Blonde d’Aquitaine groeit langer en is daardoor groter en steviger gebouwd dan een witblauw rund. Dieren van bijna 1.000 kilo zijn geen uitzondering. De koeien worden ongeveer vijftien jaar oud en kunnen al die tijd probleemloos kalveren op de wereld zetten. Blonde d’Aquitaines verdragen ook natuurlijke voeding en kunnen extensief gehouden worden. Het zijn gezonde dieren die winter en zomer buiten blijven en weinig medische zorgen nodig hebben.”
Kwantiteit vs. kwaliteit
Voor grote winkelketens en handelaars zijn Blonde d’Aquitaines vaak een onbekend ras. Herefords leveren dan weer niet genoeg vlees, ook al is de kwaliteit ervan veel beter. De grootschalige import van goedkoop rundvlees uit Latijns-Amerika zet de Vlaamse veetelers nog meer onder druk. In die landen zijn de gezondheidseisen immers minder strikt: landbouwers mogen er nog hormonen en antibiotica gebruiken die hier al lang verboden zijn.
“De consument is vaak wel bereid om wat meer te betalen voor lokaal kwaliteitsvlees, maar die extra opbrengst gaat naar de handelaar, niet naar de boer”, stelt Filip Huybrechts. “Een restauranthouder betaalt ongeveer 12 euro voor een kilo witblauw vlees en 40 euro voor een kilo Hereford. Voor de landbouwer bedraagt het verschil in opbrengst nauwelijks een halve euro, de rest gaat naar tussenpersonen. Dat kan eigenlijk niet. Hetzelfde geldt voor de Vlaamse akkerbouw: voor tarwe krijgen landbouwers vandaag 150 euro per ton, dat was dertig jaar geleden nog meer dan 200 euro. Via de korte keten houden we gelukkig veel meer aan ons werk over. Daarom verkopen we het vlees van onze Herefords sinds kort in een hoevewinkel in Herselt.”
Met steun van VLM
De Vlaamse Landmaatschappij geeft landbouwers als Filip Huybrechts en Libert Bergen graag een steuntje in de rug om grassen en/of luzerne te verbouwen. Die gewassen bieden immers meer voordelen dan alleen goedkoop veevoer. Filip Huybrechts: “In het kader van een beheerovereenkomst hebben wij verspreid over onze landbouwgronden 10 hectare kruidige grasstroken aangelegd. Die stroken zorgen ervoor dat er geen grond van onze akkers afspoelt en vormen een buffer voor landschapselementen zoals bossen, waterlopen en holle wegen. Na het oogsten maken we hooi van het gras. Het is een win-winsituatie: de VLM vergoedt ons voor onze inspanningen en we gebruiken onze grasstroken tegelijk als een bron van natuurlijk veevoer.”
Ook Libert Bergen combineert economische met ecologische voordelen. “In het soortenbeschermingsgebied voor de grauwe kiekendief beheren wij heel wat luzerneakkers”, klinkt het. “Als we minstens zestig dagen tussen twee hooibeurten laten, betaalt de VLM daarvoor een extra vergoeding. De luzerne is daardoor immers minder goed van kwaliteit, maar de langere hooipauzes geven leeuweriken de kans om succesvol te broeden. Het hooi gebruiken we nadien als veevoer. De beheerovereenkomsten met de VLM maken de omschakeling naar eigen voer makkelijker.”
Gewoontes doorbreken
De aanpak van landbouwers Filip en Libert bewijst dat het prima mogelijk is om vee te voederen zonder geïmporteerde soja. Het vraagt vooral lef en initiatief, meent Roald Steeno, bedrijfsplanner bij de Vlaamse Landmaatschappij. “De VLM heeft de afgelopen jaren heel wat beheerovereenkomsten gesloten in landbouwgebieden. Die overeenkomsten zijn belangrijk om akkervogels te voorzien van zomer- en wintervoedsel, nestgelegenheid en beschutting. Door het product van de beheerovereenkomsten – bijvoorbeeld hooi – te valoriseren, kunnen we veel milieuwinst boeken. Het is zonde om te zien hoeveel maaisel gewoon op grasstroken blijft liggen alsof het afval is, terwijl landbouwers hun veevoer uit het buitenland halen. Het bedrijfsmodel van Filip en Libert toont aan dat beheerovereenkomsten niet alleen voordelen bieden voor de natuur, maar ook voor de landbouwers.”
De VLM vindt het een meerwaarde als de producten van de beheerovereenkomsten hun weg vinden naar de korte keten. “Als Vlaamse veetelers minder importsoja gebruiken, moeten er in het buitenland minder bossen sneuvelen om landbouwgrond te creëren”, stelt Roald Steeno. “We stoten ook minder CO2 uit omdat we geen soja meer over lange afstanden moeten vervoeren: dat is beter voor het klimaat. Bovendien kan extensieve landbouw de natuur in Vlaanderen versterken. Door hoogkwalitatief vlees te produceren met voer vanuit minder intensief beheerde stroken, akkers en graslanden van de VLM-beheerovereenkomsten evolueren we naar een duurzame landbouw die economisch en ecologisch voordelig is. Die piste wil de VLM ten volle ondersteunen.”
Vlaamse en Europese (co)financiering
De beheerovereenkomsten van de VLM maken deel uit van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling (PDPO III 2014-2020). Met zulke programma’s wil Europa agromilieumaatregelen in alle lidstaten stimuleren en (co)financieren. Ook de agromilieumaatregelen van het departement Landbouw & Visserij vallen onder het PDPO III.